1 Belastingen en rechtvaardigheid
|
1
|
1.1 Inleiding
|
1 2 3
|
1.2 Het doel van dit onderzoek
|
4
|
1.2.1 De overheid in haar wetgevende macht
|
4
|
1.2.1.1 De problemen bij een gecompliceerde en soms op vage normen gebaseerde belastingwetgeving
|
5
|
1.2.1.2 Het belang van een evenwichtige samenwerking tussen de belastingdienst en de belastingbetaler
|
6
|
1.3 De opzet van dit onderzoek
|
6
|
1.3.1 De opinies uit de rechtspraktijk
|
7 8
|
1.3.2 De bijdrage aan het realiseren van de rechtvaardigheidsprincipes bij de belastingheffing
|
9 10 11 12 13 14 15 16
|
2 Wetgever en rechtvaardigheid
|
17
|
2.1 Inleiding
|
17
|
2.1.1 De wetgever en zijn verantwoordelijkheid voor een rechtvaardige belastingheffing
|
18
|
2.1.2 De andere actoren en hun verantwoordelijkheid voor een rechtvaardige belastingheffing
|
19
|
2.1.2.1 De belastingbetaler en zijn verantwoordelijkheid voor een rechtvaardige belastingheffing
|
19
|
2.1.2.2 De belastingambtenaar en zijn verantwoordelijkheid voor een rechtvaardige belastingheffing
|
20
|
2.2 Rechtvaardigheid bij belastingen; het natuurrecht
|
21
|
2.2.1 De ontwikkeling van de moderne rechtstaat
|
21
|
2.2.2 De belastingtheoriën
|
21
|
2.2.3 De wending in het belastingpolitieke denken
|
22
|
2.2.4 De Fahigkeitslehre
|
23
|
2.2.5 De vier stelregels van Adam Smith
|
24
|
2.2.5.1 De stelregels van Adam Smith
|
24
|
2.2.5.2 Het beginsel van de minste pijn
|
25
|
2.2.5.3 Het benaderen van de belastingheffing vanuit de economische wetenschap
|
25
|
2.2.6 Belastingprogressie en het vrijwaren van belasting bij het bestaansminimum
|
25
|
2.2.7 De sociale functie van belastingen; Adolf Wagner
|
26
|
2.3 Rechtvaardigheid bij belastingen; de ontwikkeling in de moderne tijd
|
27
|
2.3.1 De ontwikkeling van de gedachtengang over de rechtvaardigheid bij belastingen
|
28
|
2.3.1.1 Het begrip rechtvaardigheid bij belastingen; een algemene en gelijke verdeling van de belastingdruk
|
28
|
2.3.1.2 Het belang van een behoorlijk ingerichte belastingwetgeving
|
28
|
2.3.1.3 De maatschappelijke uitwerking van de belastingwetgeving: een behoorlijke verhouding overheid - burger
|
29
|
2.3.1.4 De maatschappelijke uitwerking van de belastingwetgeving: de kosten van de belastingheffing
|
29
|
2.3.1.5 De maatschappelijke uitwerking van de belastingwetgeving: het voorkomen van fraude
|
29
|
2.3.1.6 De maatschappelijke uitwerking van de belastingwetgeving: het veranderen van de maatschappelijke verhoudingen
|
30
|
2.3.2 De verantwoordelijkheid van de wetgever
|
30
|
2.3.3 De verantwoordelijkheid van de belastingbetaler, zijn adviseur en van de belastingambtenaar
|
30
|
2.4 De verdeling van de belastingdruk, het inkomen en de welvaart
|
31
|
2.4. l De rechts- of verdelingsbeginselen
|
32
|
2.4.l.l Het gelijkheidsbeginsel
|
32 33
|
2.4.1.2 Het draagkrachtbeginsel
|
34 35
|
2.4.1.3 Het profijtbeginsel
|
36
|
2.4.1.4 Het beginsel van de bevoorrechte verkrijging
|
36
|
2.5 De maatschappelijke uitwerking van belastingwetgeving
|
37
|
2.5.1 De werkrelatie belastingdienst - belastingbetaler; het belang van meer samenwerking en minder wantrouwen
|
37
|
2.5.1.1 De belastingbetaler
|
38
|
2 5 1.2 Spanningen binnen de werkrelatie belastingdienst - belastingbetaler
|
39 40
|
2.5.1.3 De ervaringen met de vage, gecompliceerde belastingwetgeving in de huidige rechtspraktijk
|
41
|
2.5.1.4 De noodzakelijke fiscale deskundigheid en de factor tijd
|
42
|
2.5.2 Misstanden op fiscaal terrein: ontduikings- en ontwijkingsgedrag
|
43
|
2.5.2.l De oorzaken voor fraude
|
43
|
2.5.2.la De wijze van fraudebestrijding als oorzaak van fraude
|
44
|
2.5.2.1b Gewoon menselijk falen als oorzaak van een te lage belastingafdracht
|
45
|
2.5.3 De kosten van belastingheffing
|
46
|
2.5.3.1 Het verband tussen het soort belastingwetgeving en de kosten van het proces van belastingheffing
|
47
|
2.5.3.2 De overheid en de kosten van het proces van belastingheffing
|
47 48
|
2.5.3.3 De belastingbetaler en de kosten van het proces van belastingheffing en-inning
|
49
|
2.5.3.3a Het belang van kostenbeheersing voor de belastingbetaler
|
50
|
2.5.3.3b Het griffierecht als middel ter voorkoming van lichtvaardige procedures
|
51
|
2.6 Het tot stand komen van duidelijke, begrijpelijke fiscale wetgeving
|
52 53
|
2.6.1 De techniek van belastingwetgeving
|
54
|
2.6.1.1 Wetgeving als activiteit
|
54
|
2.6. l .2 Beginselen van behoorlijke wetgeving; wat mag de belastingbetaler verwachten?
|
55
|
2.6.1.3 Aanwijzingen voor het tot stand brengen van duidelijke, begrijpelijke wetgeving
|
56
|
2.6.l.3a De aanwijzingen van redactionele aard
|
56
|
2.6. l .3b De richtlijnen voor de indeling van regelingen
|
57
|
2.6.1.3c Het doel van belastingen
|
57
|
2.6. l. 3d De uitwerking van een regeling
|
57
|
2.6.2 De wetgeving op fiscaal terrein
|
58
|
2.6.2.1 Een voorbeeld
|
58
|
2.6.2. la Een nadere definiëring van termen via overleg in plaats van via juridische procedures
|
59 60
|
2.6.2.1b De duidelijkheid via de wetgeving; de bijlage bij wetteksten
|
61
|
2.7 Eisen inzake het democratisch totstandkomingsproces van belastingwetgeving
|
61
|
2.7. l De oorzaken voor het niet kunnen bereiken van de gewenste rechtvaardigheid bij belastingen
|
62
|
2.7.1.2 Het (politieke) formele wetgevingsproces
|
63
|
2.7.1.3 Het (in)formele proces van belastingwetgeving
|
64
|
2.7.1.3a Het “algemeen belang”: compromis van belangen
|
64
|
2.7. l .3b Het belang van de burger of collectiviteiten
|
65
|
2.7.1.3e De wetgeving als politiek compromis
|
65
|
2.7.1.4 De verantwoordelijkheid van burgers voor een rechtvaardige belastingwetgeving
|
66
|
2.7.1.5 De verantwoordelijkheid van politici voor een rechtvaardige belastingwetgeving
|
67
|
2.7.1.6 Belastingwetgeving; compromis van rechtvaardigheids- en doelmatigheidsbeginselen
|
67
|
2.7.l .6a De doelmatigheid van belastingen
|
68
|
2.7.2 Belastingwetgeving: wetgeving of uitvoering?
|
69
|
2.7.2.1 De wetgevende bevoegdheid (macht)
|
70
|
2.7.2.2 De zelfstandige positie van de wetgevende macht; de “Trias Politica”
|
70 71
|
2.7.2.3 De gevolgen
|
72
|
2.7.2.4 Scheiding der machten: taak van politici
|
72
|
2.7.2.5 De techniek (activiteit) van het wetgeven
|
73
|
2.8 Conclusie
|
74 75 76 77 78 79 80 81 82
|
3 Rechtsbescherming sluitstuk van rechtvaardigheid?
|
83
|
3.1 Inleiding
|
83
|
3.2 Het doel van dit onderzoek
|
83
|
3.2.1 De grote eigen verantwoordelijkheid van belastingbetalers op fiscaal terrein
|
84
|
3.2.2 De verhouding plichten - rechten van belastingbetalers
|
85
|
3.2.3 De belemmeringen voor een procedure
|
86
|
3.2.4 Het fiscale compromis als oplossing voor een conflict
|
86 87
|
3.2.4.1 De praktijk en het fiscale compromis
|
88
|
3.3 De moeilijkheid van de rechtsvinding en de nadelen van procederen
|
88
|
3.3.1 Het nadeel van vage, gecompliceerde wetgeving
|
89
|
3.3.2 De kosten van procederen
|
90 91 92
|
3.3.2.2a De vergoeding van de proceskosten op fiscaal terrein
|
93
|
3.3.2.2b De veroordeling in de proceskosten
|
94
|
3.3.2.2c De waarborgfunctie van het bestuursrecht
|
95
|
3.3.3 Het nadeel van de tijdsduur van een procedure
|
96 97 98
|
3.3.3.1 De voordelen van het fiscale compromis
|
99
|
3.4 De rechten van de belastingbetaler
|
99 100
|
3.4.1 Rechtszekerheid in het rechtsstelsel: een belangrijke rechtsbescherming
|
101
|
3.5 De Algemene wet inzake rijksbelastingen en de rechtsbescherming
|
101
|
3.5.1 Het belang van de rechtsbescherming die de AWR biedt
|
101
|
3.5.2 Andere mogelijkheden van fiscale rechtsbescherming
|
102
|
3.5.3 De AWR en de Algemene wet bestuursrecht
|
103
|
3.6 De bezwaarfase
|
104
|
3.6.1 Het terugbrengen van het aantal bezwaarschriften; het belang daarvan voor belastingdienst en belastingbetaler
|
104
|
3.6.1.1 Het terugbrengen van het aantal bezwaarschriften; de formele beginselen van behoorlijk bestuur
|
104
|
3 .6.2 Het bezwaarschrift; de eisen die daaraan worden gesteld
|
105
|
3.6.3 Het verloop van de bezwaarfase; het belang van een goed verlopende communicatie
|
106
|
3.6.3. l De bezwaarfase; de fase voor het tot gelding brengen van de rechtvaardigheid bij belastingen
|
107
|
3.6.3.2 De rechtsvorming door de inspecteur
|
108
|
3.6.3.3 Het voorkomen van misverstanden
|
108
|
3.6.3.4 De fiscale deskundigheid van belastingbetalers
|
109
|
3.6.4 De rechtspraakfunctie van de inspecteur; een gevolg van het gebruik van vage termen in het belastingrecht
|
109
|
3.6.4.1 De bestuursbevoegdheid van de inspecteur
|
110
|
3.6.4.2 De voorschriften van de Minister van Financiën
|
110
|
3.6.4.3 Een belangenconflict
|
111
|
3.6.4.4 De eis van een brede deskundigheid
|
111
|
3.6.5 De bezwaarfase niet als eindpunt van een geschil
|
111
|
3.6.6 Het belang van een snelle oplossing van geschillen
|
112
|
3.7 De algemene beginselen van behoorlijk bestuur
|
112 113
|
3.7.1 De indeling van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur
|
114
|
3.7.1.1 De betekenis van het zorgvuldigheidsbeginsel voor de belastingpraktijk
|
114
|
3.7.2 De materiële, algemene beginselen van behoorlijk bestuur en hun betekenis op fiscaal terrein
|
115
|
3.7.2.1 Het rechtszekerheidsbeginsel
|
116
|
3.7.2.2 Het gelijkheidsbeginsel
|
116
|
3.7.2.3 Het verbod van detournement de pouvoir
|
117
|
3.7.2.4 Het verbod van willekeur
|
117
|
3.7.3 De formele, algemene beginselen van behoorlijk bestuur en hun betekenis voor de belastingpraktijk
|
118
|
3.7.3.1 Een correcte benadering van belastingbetalers
|
118
|
3.7.3.la De zorgvuldigheidseisen
|
119
|
3.7.3.2 Het materiële en het formele zorgvuldigheidsbeginsel
|
119
|
3.7.3.3 De fiscale controle als voorfase van besluiten (aanslagen)
|
120
|
3.7.3.4 De rechtspositie van belastingbetalers bij strafbare feiten
|
121
|
3.7.3.4a De strafbare feiten
|
121
|
3.7.3.4b Het oordeel van de belastingdiest
|
121 122
|
3.7.3.5 Het zorgvuldigheidsbeginsel contra de doelmatigheid van belastingen
|
123
|
3.7.3.6 Het motiveringsbeginsel
|
124
|
3.8 De beroepsfase
|
125
|
3.8.1 Het beraden over de verschillende standpunten
|
125
|
3.8.1.1 Een andere, nieuwe rechterlijke uitspraak
|
125
|
3.8.2 De eisen die aan het beroepschrift worden gesteld
|
126
|
3.8.3 De inspecteur en het ingediende beroepschrift
|
126
|
3.8.4 De informatieachterstand van belastingbetalers
|
127
|
3.8.4.1 De actieve rol van de rechter
|
127
|
3.8.5 Vroeger fiscaal gedrag van belastingbetalers
|
127
|
3.8.6 Het recht op toegang tot de rechter
|
128
|
3.8.7 De noodzaak van controle op het overheidsoptreden
|
128
|
3.8.8 De taak van de belastingrechter
|
128
|
3.8.8. l Rechtsvinding, rechtstoepassing en rechtsontwikkeling
|
129
|
3.8.8.la Het belang van de individuele burger
|
130
|
3.8.8.1b Het belang van een snelle rechtsvinding
|
130
|
3.8.8.1c Het oplossen van rechtsvragen voordat sprake is van een fiscaal conflict
|
131
|
3.8.8. ld De voorlopige voorziening; het prejudicieel oordeel
|
132
|
3.8.8.1e De voorziening door de voorzitter van de belastingkamer van het gerechtshof
|
132
|
3.8.8.1f Het team van goed onderlegde medewerkers
|
132
|
3.8.8.1g De rechtvaardigheid contra de doelmatigheid van belastingen
|
133
|
3.8.8.2 Het rechterlijk toezicht op het overheidsoptreden
|
133 134
|
3.8.8.3 De rechterlijke bijdrage aan de fiscale achterstand van belastingbetalers
|
135
|
3.8.8.3a De meningen uit de rechtspraktijk
|
136
|
3.8.8. 3b Het uitgangspunt van de niet- verplichte procesvertegenwoordiging
|
137
|
3.8.8.4 De actievere rol van de fiscale rechter; de meningen uit de rechtspraktijk
|
138
|
3.8.8.5 De gevaren van een actieve rol van de rechter
|
139
|
3.8.8.6 Een gedeelde verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de vage, gecompliceerde belastingwetgeving
|
140
|
3.8.9 De belastingdienst
|
141
|
3.9 Conclusie
|
142 143 144 145 146 147 148 149 150
|
4 Belastingdienst en rechtvaardigheid
|
151
|
4. l Inleiding
|
151
|
4. l. l Het doel van dit hoofdstuk
|
151 152
|
4.2 De bijdrage aan een rechtvaardige belastingheffing
|
153
|
4.2.1 Een bijdrage van de belastingdienst
|
154 155
|
4.2.2 De rechtvaardigheid versus doelmatigheid bij de belastingheffing in de dagelijkse praktijk
|
156
|
4.3 De taak van de belastingdienst
|
157
|
4.3.1 De sociale en morele taak van de belastingdienst
|
158
|
4.3.1.1 Ongelijkheid van belastingbetalers
|
158
|
4.3.1.2 De gesubsidieerde hulp en de dienst- en hulpverlening door de belastingdienst
|
159
|
4.3.1.3 De noodzaak van een zekere dienst- en hulpverlening aan belastingbetalers
|
160 161 162
|
4.3.2 Deconcentratie van bestuur
|
163
|
4.3.2. l De staatsrechtelijke verantwoordelijkheid van de minister van Financiën
|
164 165
|
4.3.2.2 De werkgroepencultuur
|
166
|
4.3.2.3 De publicatie van beleid
|
166
|
4.3.2.4 De inspecteur
|
167
|
4.3.2.5 De ontvanger
|
168
|
4.4 De consequenties van het niet goed vervullen van fiscale en administratieve verplichtingen
|
168
|
4.4. l Navorderingsaanslagen
|
169
|
4.4.2 Administratieve en strafrechtelijke sancties
|
170
|
4.4.2. l Orde en niet-orde boeten
|
170
|
4.4.2.2 De boete-inspecteur
|
171
|
4.4.2.3 Strafbare feiten
|
172
|
4.4.2.4 Het bepalen van de omvang van de op te leggen boete
|
173
|
4.4.2.5 Het oordeel van de inspecteur
|
173 174
|
4.5 De afhankelijkheid van de belastingbetaler; informele afspraken
|
175
|
4.5. l Het voordeel van de zelfstandige ruimte van de bestuursbevoegdheden van de belastingambtenaar
|
175
|
4.5.2 De belastingpraktijk
|
176
|
4.5.2.1 De risico’ s van het gebruik van bevoegdheden
|
177 178
|
4.6 De belastingbetaler
|
179
|
4.6. l Het verschil in belastingbetalers
|
179
|
4.6.2 Het beeld dat de belastingbetaler van de belastingdienst heeft
|
179
|
4.6.3 De belastingpraktijk
|
179 180
|
4.6.4 De belastingpraktijk; het verschil tussen de materiële en de formele belastingschuld
|
181
|
4.6.5 De verantwoordelijkheid van belastingbetalers; oorzaken van fouten
|
181
|
4.6.5. l Het onvermogen van belastingbetalers om de belastingwetgeving te begrijpen en toe te passen
|
182
|
4.6.5.2 Pogingen om belasting af te wentelen op legale wijze
|
183
|
4.6.5.3 De hoge en extra eisen die de automatisering van het proces van belastingheffing en -inning aan de belastingbetaler stelt
|
184
|
4.6.5.3a De verwachtingen ten aanzien van de belastingdienst
|
185
|
4.6.6 De gevolgen van gemaakte fouten
|
185
|
4.6.7 Het recht op vertegenwoordiging; de AWR en de Awb
|
186
|
4.6.8 De fiscale hulpverlener
|
187
|
4.6.8. l De werkzaamheden van de (fiscale) hulpverlener
|
188 189
|
4-6-8.2 De werkrelatie belastingdienst - fiscale vertegenwoordiger
|
190
|
4.6.8.3 Het nadeel van vertegenwoordiging
|
190
|
4.6.8.4 De belangen van de goedwillende belastingbetaler
|
190
|
4.6.8.5 Het reguliere proces van het heffen en innen van belastingen
|
191
|
4.6.8.6 De eisen van deskundigheid
|
191
|
4.7 De fiscale en administratieve verplichtingen van belastingbetalers
|
192 193
|
4.7.1 De aanslagbelastingen
|
194
|
4.7.1.1 De eisen
|
194 195
|
4.7.l.2 De controle door de inspecteur
|
196
|
4.7. l.3 De controle door de belastingbetaler
|
197
|
4.7.2 De aangiftebelastingen
|
197
|
4.7.2. l De boekhoudverplichting; de eisen van deskundigheid
|
198 199
|
4.7.2.la Het maken van fouten
|
200
|
4.7.2.1b Het voorkómen van geschillen
|
201
|
4.7.2.2 De primaire heffingshandelingen uit hoofde van de voldoenings-en afdrachtbelastingen
|
201 202
|
4.7.3 De fiscale controle
|
203
|
4.7.3.l De fiscale controle in de belastingpraktijk
|
203
|
4.7.3.2 Het gevoel van afhankelijkheid
|
204
|
4.7.3.3 De meningen uit de rechtspraktijk
|
205
|
4.7.3.4 Het bewijs voor een correcte gang van zaken
|
205
|
4-7.4 Aansprakelijkheid voor belastingschulden van derden
|
206
|
4.8 De dialoog tossen belastingdienst en belastingbetaler
|
207
|
4.8.1 Het belang van samenwerking en overleg
|
208
|
4.8.1.1 De meningen uit de belastingpraktijk
|
209
|
4.8.2 De werkrelatie belastingdienst - belastingbetaler in de praktijk
|
210
|
4.8.3 De problemen in de rechtspraktijk
|
211
|
4.8.3. l Het probleem van een gebrek aan fiscale deskundigheid
|
211
|
4.8.3.2 Het probleem van de gebrekkige aansluiting tussen de maatschappelijke realiteit en de belastingwetgeving
|
212
|
4.8.4 Het gebruik van vage, open en abstracte termen: oorzaak van problemen
|
213
|
485 Voorbeelden van samenwerking en overleg
|
214
|
4.8.6 Het dagelijkse contact
|
215
|
4.8.6.1 De toekomstige ondernemer
|
216
|
4.8.6.2 Een open, billijke en hulpvaardige houding van belastingambtenaren
|
216
|
4.8.7 Het contact met maatschappelijke organisaties
|
217
|
4.8.8 Het belang van rechtszekerheid, wilsovereenstemming en het legaliteitsbeginsel
|
218
|
4.8.8.1 Rechtszekerheid
|
218
|
4.8.8.2 Wilsovereenstemming
|
219
|
4.8.8.3 Het legaliteitsbeginsel
|
220
|
4.8.9 Het alternatieve bestuursmodel van Scheltema
|
220
|
4.8.9.1 Het onderscheid in de werkzaamheden van het bestuur
|
220
|
4.8.9.2 De beleidsvormende werkzaamheden van het bestuur
|
221
|
4.8.9.3 De beleidsuitvoerende werkzaamheden van het bestuur
|
221
|
4.8.9.4 De deelname van burgers aan het bestuur
|
222 223
|
4.8.9.5 De uitwisseling van informatie tussen de praktijk en de minister
|
224
|
4.9 Conclusie
|
225 226 227 228 229 230 231 232 233 234
|
5 Samenvatting, conclusie en aanbevelingen
|
235
|
5.1 Samenvatting
|
235 236 237 238 239
|
5.2 Conclusie
|
240 241
|
5.3 Aanbevelingen
|
242
|
5.3.1 De wetgever
|
242
|
5.3.2 Het fiscale rechtsbeschermingssysteem
|
243
|
5.3.3 De belastingdienst
|
244
|
SUMMARY
|
245 246 247 248 249 250
|
Gerefereerde literatuur
|
251 252 253 254 255 256 257 258 259 260 261
|